Carré is meer dan cartoons. In deze rubriek krijgt u zijn kwetsbare en poëtische kant te zien...
Contact opnemen kan via info@carrecartoons.be
Een aantal van deze teksten zijn ondertussen uitgegeven en gedrukt op van dat sjiek papier.
(Tintoretto Gesso van 350 G / ongestreken papier met prachtige textuur. Stijlvol én goed beschrijfbaar.)
Zie https://shop.carrecartoons.be
U kan ook zijn gedichtenpagina volgen op Instagram Carré heeft woorden (@carreheeftwoorden)
Hieronder alvast enkele gedichten en artikels:
Cartoonist Carré: ‘Ik probeer niet te veel naar de zwaartekracht te gaan, eerder naar verwondering’
Door
-
donderdag 16 november 2023
René De Decker © Sidon de Coninck
‘In het zesde leerjaar hadden we een interimjuf die ons de kans gaf om een gedicht voor te dragen. Ik durfde het aan om een van mijn eigen gedichten te kiezen. En daar oogstte ik succes mee: de klas applaudisseerde en ik voelde hoe fijn die erkenning was.’ En nog: ‘Dat de mensen die mij echt kennen, mij graag zien: daar gaat het om. Al de rest is onzin. Dat iemand mijn werk op afstand bewondert, is fijn, maar die kent slechts één facet van mij…’
Sindsdien werden tekeningen, gedichten en teksten van René De Decker, alias cartoonist Carré gepubliceerd bij Telepro van Roularta, Thuiszorgkrant, Kernkrant, Het Nieuwsblad, Vrouw en Wereld, Nursing, Kompas, Bladgroen, De Koerier, WeeWeekrant, Bond Beter Leefmilieu, Muurkranten, Straal, Gaia, Assuralia, Het Witgele Kruis, Uitgeverij De Boeck, Uitgeverij Schoolsupport, Uitgeverij Pelckmans, Uitgeverij Kluwer, Uitgeverij Plantin, Uitgeverij Die Keure, Uitgeverij Malmberg, Uitgeverij Van Halewyck, Politics.be, De Bond, La Libre Belgique, Tertio, DS avond, Visie,….
Vanaf wanneer voelde je de kunst kriebelen en ben je zelf artistiek aan de slag gegaan?
Als kind vond ik het fijn om te tekenen, maar ik was er niet zo goed in. Toch was ik in het algemeen graag creatief bezig. Zo schreef ik gedichtjes, al was ik toen eerder een schuchter jongetje. Op mijn rapport stond vaak iets in de trant van ‘René moet wat meer uit zijn schulp komen. In het zesde leerjaar hadden we een interimjuf die ons de kans gaf om een gedicht voor te dragen. Ik durfde het aan om een van mijn eigen gedichten te kiezen. En daar oogstte ik succes mee: de klas applaudisseerde en ik voelde hoe fijn die erkenning was.
Ik volgde tekenlessen aan de academie, maar dat was niet echt mijn ding. Ik vond het nogal schools allemaal. Stillevens tekenen boeide me echt niet. Ik heb helaas niet goed opgelet toen het over perspectief en zo ging (lacht). Nu is de aanpak in de academie heel anders. Mijn kinderen kregen veel meer vrijheid in hun opdrachten. Zelf bleef ik als tiener van veertien-vijftien jaar de lessen volgen omdat ik graag tekende. Verder vond ik het fijn om dat samen met andere mensen te doen.
ALS STUDENT HAD IK NIET VEEL GELD. EN DUS SCHILDERDE IK OP DE ACHTERKANT VAN EEN AFFICHE.
Later schilderde ik met olieverf. Allemaal heel eenvoudig, want als student had ik niet veel geld. En dus schilderde ik bijvoorbeeld op de achterkant van een affiche. Als papa van een mooi gezin was het niet meer zo vanzelfsprekend om creatief te zijn. Olieverfschilderijen in je living maken, is dan niet echt een haalbare kaart! (lacht hartelijk)
Dat is trouwens het voordeel van cartoons tekenen: als je eenmaal inspiratie hebt, is het niet erg als je bij de uitwerking even gestoord wordt. De ideale creatieve bezigheid dus met drie kinderen! Pas sinds enkele jaren ben ik weer aan het schrijven en daar heb ik veel plezier aan.
Je bent zeer bedrijvig, want daarnaast maak je ook nog illustraties …
Illustraties bij een tekst maken, lijkt wat de uitvoering betreft een beetje op cartoons tekenen. Aan de reeks ‘Egel en Boom’ heb ik heel hard gewerkt. En dan zie je dat die tekeningen ook beter worden: de gelaatsuitdrukking van Egel wordt sprekender, bijvoorbeeld. Ook de inkleuring heb ik beter in de vingers. Ik ben er gepassioneerd mee bezig en besteed er uren tijd aan. Zo leer je een tekenprogramma nog beter kennen. De kleur van Egel is nu warmer dan in het begin, omdat ik als onderkleur een klein beetje geel aan het bruin toevoeg. Die subtiele details maken het beter.
Ik heb zoals al mijn tekencollega’s de overgang moeten maken van werken op papier naar digitaal tekenen. Dat blijft vreemd, want in feite ‘bestaan’ je tekeningen niet echt. Als je exposeert, doe je dat dus met afdrukken. En op internet vind je ze allemaal, soms zelfs zonder naam…
Hoe ben je eigenlijk aan je tekencarrière begonnen?
Dat was vrij toevallig. Een collega van school schreef voor het tijdschrift Het Vrije Waasland en zo hoorde ik dat daar een illustrator wegging. Ik heb toen mijn tekeningen aangeboden. Zo gaat het vaak: je probeert iets, je solliciteert ergens, soms word je gevraagd.
BOOM IS ALTIJD LIEF, EGEL HEEFT ZIJN SCHERPE KANTJES. EGEL IS TEGELIJK LIEF EN STEKELIG.
Met mijn reeks ‘Egel en Boom’ ben ik lang bezig geweest. Ik maakte voordien honderden tekeningen met de figuren van een mannetje en een boom. Ik liet allerlei proeflezers het beste en het slechtste exemplaar kiezen om meer zicht te krijgen op wat goed werkte. Soms was het nogal moraliserend en dat wilde ik niet. Zo kwam ik uiteindelijk bij Egel en Boom. Boom is altijd lief, Egel heeft zijn scherpe kantjes. Egel is tegelijk lief en stekelig. Die staat het dichtst bij mij.
En nu zie je jouw figuurtjes overal opduiken …
Ja, mijn kinderen hebben me geholpen om die reeks wat meer weerklank te doen vinden: niet meer alleen op mijn eigen website, maar ook op Facebook en Instagram, zelfs in het Engels. Ik heb nu heel wat volgers. Egel is daarvoor een ideaal personage: stekelig en tegelijk met een grote aaibaarheidsfactor. In de Engelstalige wereld is mijn publiek een stuk jonger dan in onze contreien.
Hoe moeilijk was het om de stap naar voltijds tekenen te zetten?
Lange tijd combineerde ik tekenen in opdracht met lesgeven. Eerst op de hogeschool en het hoger middelbaar, later alleen nog in het middelbaar. Het was een moeilijke beslissing om dat luik los te laten. Alles wat niet superdringend was, stelde ik uit tot de schoolvakanties. Die raakten steeds voller en op de duur was dat geen leven meer. Aan mijn leerlingen hield ik altijd voor dat ze voor hun droom moesten durven gaan, dat ze moesten kijken naar wat essentieel voor hen is. Dat wilde ik ook op mezelf toepassen.
AAN MIJN LEERLINGEN HIELD IK ALTIJD VOOR DAT ZE VOOR HUN DROOM MOESTEN DURVEN GAAN.
Het moeilijke was dat ik het allebei graag deed… Uiteindelijk heb ik voor tekenen gekozen: dat kan ik nog jaren doen, ook als ik wat ouder ben. Bovendien vind ik dat het onderwijs in de loop van de jaren minder creatief is geworden. Veel is nu een kwestie van ‘aanvinken’, er komt zoveel administratie bij kijken. Lesgeven zelf zou meer centraal mogen staan.
Waar haal je inspiratie?
Soms vind ik inspiratie op internet. Of in clichés die je hoort passeren. Iets wordt natuurlijk pas een cliché omdat er ergens een grond van waarheid in te vinden is. Als je die boodschap dan in de wereld van Egel en Boom vertaalt, krijg je iets verfrissends. Het geeft het cliché een andere dimensie.
De uitspraak ‘Ik hou van mensen zolang ze niet beginnen te zagen’, klinkt heel anders uit de mond van Boom! Boom is de figuur die altijd tijd heeft. Dat biedt veel mogelijkheden, want tijd is precies waar het ons vandaag vaak aan ontbreekt.
En jij droomt natuurlijk van meer tijd …
Ja, ik droom van een wereld met minder haast en minder lawaai, een wereld waarin mensen ook meer voeling met de natuur hebben.
Mijn droom is niet een grote droom van wereldvrede, daar is natuurlijk iedereen voorstander van. Wereldvrede bestaat voor mij in heel kleine dingen, in de kleine goedheid tussen mensen. Een voorbijgangster die mijn vrouw met een grote glimlach ‘smakelijk’ wenst als ze een ijsje eet op de stoep, bijvoorbeeld.
Jouw tekeningen en teksten zijn zeer toegankelijk en aansprekend. Wat wil je met je kunst graag bereiken of doorgeven?
Erkenning, en dan bedoel ik niet dat ik duizenden bewonderaars wil krijgen. Maar af en toe is het geweldig om te voelen dat wat je schrijft of tekent, iemand raakt. Op een tentoonstelling vertelde een oude mevrouw me dat haar man onlangs was overleden. Daarna koos ze een kaartje met een tekst van mij over angst en verdriet:
Je studeerde godsdienstwetenschappen. Had je altijd al voeling met zingeving?
Ja, ik was altijd een denker. Daar kun je twee richtingen mee uit: naar de zwaartekracht of naar de verwondering. Ik probeer niet te veel naar de zwaartekracht te gaan, eerder naar de verwondering. Ik maak bewust een positieve vertaling.
IK BEN OPTIMIST
VANUIT EEN RATIONELE KEUZE.
Ik blijf antwoorden zoeken, ook al weet ik dat ze nooit voldoen. Maar door antwoorden te zoeken, kom je tot verdieping en schoonheid. Zo wil ik blijven kijken naar de werkelijkheid: vanuit verwondering. Ik ben optimist vanuit een rationele keuze. En dat zie je ook in mijn kunst.
Met welke projecten ben je op dit ogenblik bezig?
Met assemblagekunst! Ik maak insecten uit kapotte materialen en oude voorwerpen. Dat worden dan dieren met een eigen verhaal en een eigen ziel. Soms spreken ze voor zichzelf, soms hebben ze meer context nodig.
Zo is er bijvoorbeeld Donderwolkje. Die heeft als bek een kleine drilboor, als achterlijf het handvat van een boor en als poten een kluwen van zwarte draden. Donderwolkje verbeeldt je zwarte gedachten. Het heeft geen zin om die dood te kloppen, want dan komen ze in veelvoud terug. Het is beter om ze een plek te geven, ze horen bij jou, maar je moet wel zorgen dat jij de baas over ze blijft.
Wat zijn je plannen met die speciale diertjes?
Ik weet nog niet goed wat ik met die insecten ga doen. Ik denk aan een korte voorstelling met eerst duiding en dan een tentoonstellingsluik. Eerst moet ik nog enkele problemen oplossen, zoals het transport van al die kwetsbare diertjes. We zien wel wat het wordt.
Welke mensen hebben jouw leven richting gegeven?
Daarover kan ik heel kort zijn: mijn vrouw en mijn kinderen. Dat de mensen die mij echt kennen, mij graag zien: daar gaat het om. Al de rest is onzin. Dat iemand mijn werk op afstand bewondert, is fijn, maar die kent slechts één facet van mij. De geboorte van mijn kinderen, dat waren pas bepalende momenten: de verwondering en de verantwoordelijkheid die je dan voelt!
Zijn er ook bepaalde kunstenaars die jou inspireren?
Dan kom ik bij Vincent Van Gogh. Ik maakte destijds mijn licentiethesis over de religieuze thematiek bij hem. We kennen Van Goghs ideeën goed uit zijn brieven. Hij was bezig met religie, met het goddelijke in de natuur, met het evangelie ook. Hij schilderde bijvoorbeeld oude schoenen. Wat geleefd heeft, draagt in zijn ogen schoonheid.
Ook zijn schilderijen van zonnebloemen zijn veel gelaagder dan je op het eerste zicht zou denken: je ziet bloeiende bloemen, verwelkte bloemen en knoppen die nog moeten opengaan. Alle levensfases zitten erin. Die zonnebloemen zijn voor Van Gogh een echte passie. Ze zijn een teken van dankbaarheid. De tournesol volgt de zon, het licht. De zon heeft voor hem een speciale betekenis. Op zijn hertaling van Rembrandts schilderij ‘De opwekking van Lazarus’ heeft Van Gogh Jezus vervangen door de zon.
Wat was jouw passie als kind?
Je hoort vaak zeggen dat een mens wordt waar hij in zijn jeugd al mee bezig was. Dat klopt bij mij toch niet helemaal. Ik had als kind een hele verzameling Matchbox-autootjes waarmee ik garage speelde, en nu heb ik niet eens een rijbewijs. Ik speelde urenlang met soldaatjes die ik omver knikkerde en later heb ik burgerdienst gedaan om geen soldaat te hoeven worden. Ik was wel altijd bezig met tekenen en gedichten schrijven
En ik was misdienaar. Al wordt de afstand met de Kerk bij mij hoe langer hoe groter. Ik vind dat de Kerk er niet in geslaagd is om de taal van de mensen te spreken. Ze is wel overgeschakeld naar het Nederlands na het Tweede Vaticaans concilie, maar de echte volkstaal, de taal die mensen aanspreekt, hebben ze nooit gevonden.
Op welke manier ben je wel nog met religie bezig?
Ik blijf geloven in de droom van het christendom. Toen mijn moeder jaren geleden, vlak na het schandaal met bisschop Vangheluwe, op Lourdesbedevaart ging met de zieken, kwam op een dag de Antwerpse bisschop Johan Bonny bij hen eten. Een vrouw aan tafel zei toen plompverloren: ‘Naast die pedofiel wil ik niet zitten!’ Bisschop Bonny vroeg toen of hij aan de andere kant van de tafel mocht zitten, in de buurt van mijn moeder, en dat mocht.
‘NAAST DIE PEDOFIEL WIL IK NIET ZITTEN!’
Zo’n felle uitspraak kwam natuurlijk hard bij hem binnen. Toch zag hij even later dat mijn moeder haar vlees niet gesneden kreeg. En hij vroeg haar of hij het voor haar kon snijden. Die houding is voor mij Kerk: toch dienstbaarheid kunnen opbrengen als je juist zo’n slag in je gezicht hebt gekregen. Daarin blijf ik geloven, daarvoor blijf ik bewondering hebben.
Je hebt meer dan twee decennia lesgegeven. Wat heb je zelf van je leerlingen geleerd?
Je leert altijd veel van je leerlingen als je naar hen luistert. Iedereen heeft zijn eigen verhaal. Vaak zijn dat dingen die je niet ziet in de les, die je pas opvangt bij een andere leermethode zoals de verwerkingsmap. Dan kwamen leerlingen bij het thema lijden soms met heel persoonlijke verhalen, zoals zelfverminking.
Het is zoals ik in een van mijn ‘Egel en Boom’-tekeningen uitdrukte: ‘Waarom moet je vriendelijk zijn tegen de mensen? Omdat je nooit weet welk gevecht ze aan het leveren zijn.’ Ik vind dat belangrijk, maar dat betekent niet dat ik die houding zelf altijd kan opbrengen. We zijn vaak te zwak of te moe. En ook daarvoor moeten we dan weer mildheid kunnen voelen.
Welk levensles zou je aan je kinderen, vrienden en familie willen meegeven?
Het zou fijn zijn als ze met een glimlach aan mij terugdenken. En als levenswijze: dat ze leren content zijn en genoegen in iets vinden. Daarin zit de stam ‘genoeg’, niet bedoeld als een soort berusting, maar vanuit de overtuiging dat een mens niet zo veel nodig heeft om gelukkig te zijn. We leven in een tijd waarin de haast regeert. Daarom is het goed om te waarderen wat er is.
‘GENOEG’ HEBBEN, IS GEEN BERUSTING, MAAR DE OVERTUIGING DAT EEN MENS NIET VEEL NODIG HEEFT OM GELUKKIG TE ZIJN.
Als mens zijn we in feite niet meer dan een stofje, een seconde in de tijd. De betekenis van het leven is dat we onze verbondenheid beseffen. Die zit niet in grote dingen. Het komt erop aan om genoegen te vinden in kleine dingen, om elkaar aan te voelen en daarin plezier te vinden. Die momenten zijn zo klein dat je moet uitkijken om er niet aan voorbij te lopen. Ik kan het zelf ook niet altijd, maar dat vind ik toch de belangrijkste levensles.
Je zet een vierkantje onder je teksten. Waarom doe je dat?
Dat verwijst natuurlijk naar mijn artiestennaam Carré. Carré is het Franse woord voor vierkant. In zo’n vierkantje zit een leegte: een tekst is altijd beperkt, er is altijd zo veel meer dat je niet kunt zeggen. Dat is een kwestie van bescheidenheid. Ik heb over hetzelfde thema soms meerdere teksten geschreven, die elkaar aanvullen.
Je maakt ook adventskaarten. Hoe kwam je daarbij?
Dat deed ik oorspronkelijk op vraag van een school. De zingevingscontext in onze maatschappij is heel divers. Ik wil mijn taal opentrekken zodat ook mensen die zichzelf niet-gelovig noemen er hun weg in vinden. Die openheid beperkt misschien, maar ze biedt ook kansen.
Hij ondertekent met Carré en in elk nummer van ‘De Bond’ staat een cartoon, vrucht van zijn creatieve brein en tekenpen.
DAGBOEK VAN CARRé IN DE BOND 17 februari 2012
Vrijdag
Een typische werkdag. In de voormiddag cartoons tekenen. In de namiddag enkele uren godsdienstles geven. Sinds een aantal jaren probeer ik beide deeltijdse jobs te combineren. Het geeft me de kans om creatief bezig te zijn achter een tekentafel en toch ook onder de mensen te komen. Na het laatste lesuur is er een drink in het cultuurcafé. In december hebben we het weer voor elkaar gekregen om met de leerlingen een kerstevocatie in elkaar te steken. (een soort optreden met een boodschap, al is die soms (k)luchtig verpakt.) Een bedankje voor de leerlingen is dan wel op zijn plaats. Zeker als de directie betaalt.
Daarna rep ik mij met de fiets naar mijn schoonouders. Als cartoonist heb ik het niet getroffen met mijn schoonmoeder. In tegenstelling tot het cliché van de bazige moeial valt ze goed mee en elke week maakt ze frietjes voor ons hele gezin. Als inspiratiebron is ze dus flink waardeloos. Na de frieten volgt ons wekelijks mannenritueel: wiezen. Ik word letterlijk afgetroefd door neef Christophe (19) en zoon Hans (18). Pépé en ik zijn, zoals gewoonlijk, de verliezers. De dag eindigt echter zoet, want daar is mémé met een heerlijke vruchtensorbet.
Zaterdag
7.45uur. Mijn wekker blijkt uit een stevig soort kunststof gemaakt. Slecht geslapen. Ik wil naar de uitvaart van de moeder van een collega. Koud buiten. Een korte treinreis. De zon warmrood boven de velden. Alle leerlingen van het zesde jaar Latijn zijn aanwezig op de uitvaart. Niet omdat ze zo katholiek zijn, maar om de mens te steunen van wie ze al vier jaar les krijgen. Vandaag geen slecht woord over de jeugd van tegenwoordig!
In de namiddag gaan we naar de housewarming van nicht Nathalie en haar vriend Willem. Ons Fien (20) gaat niet mee. Ze zit in de examens. Fier toont het jonge koppel ons een mooi gerestaureerd hoekhuis in het centrum van Antwerpen. Het is best gezellig. Hans en Rik (binnenkort 16) gaan nog niet direct met ’hun oudjes’ mee naar huis. Carine en ik zoeken dan onderweg maar iets om wat te eten. Lekker rustig, maar er is toch ook een vaag legenestgevoel. Het is twee uur in de nacht als ik nog een slaapkamerdeur hoor dichtgaan. De laatste man is binnen.
Zondag
De uitgeverij verwacht mijn kladjes tegen dinsdag. Zondag wordt dus werkdag. Al vroeg ben ik aan het tekenen. In de namiddag gaan we naar mijn moeder. Het laatste jaar is ze erg op de sukkel geweest, van ziekenhuis naar revalidatiecentrum en tussendoor toch weer even naar huis. Ze heeft het er niet altijd gemakkelijk mee. Wij ook niet. Gelukkig heeft ze goeie buren die een handje helpen. Wat zouden we zijn zonder Agnes, de moeder Theresa van het appartementsblok. ’s Avonds voeren we Fien naar het station. Morgen is het nationale stakingsdag en ze heeft dinsdagochtend examen. Veiligheidshalve wil ze al op haar kot zijn. Ze vertrouwt de mannen van de spoorweg niet.
Maandag
Bij gebrek aan leerlingen wordt er nauwelijks lesgegeven. De meeste leerkrachten staken niet. Ze houden toezicht of geven (een alternatieve) les. Ik heb een krantenartikel mee dat een genuanceerde visie geeft op de problematiek. Dat sommige mensen makkelijk praten hebben over staken of niet staken. Dat de situatie waarin je zit niet altijd te beoordelen valt door een buitenstaander. De leerlingen reageren verdeeld. Zo hoort het ook. Sociale rechtvaardigheid is geen zwart-wit verhaal.
Tussendoor een babbel met enkele collega’s. Iemand die ze kennen zit momenteel in een vechtscheiding. Stomme situatie, ook al ben ik er mij van bewust dat het iedereen kan overkomen. Christiane van het onderhoudspersoneel komt tussen: ”Ik ben al 31 jaar samen met dezelfde zot”. De manier waarop zij dit zegt doet mij, zoals vaak, beseffen dat je woorden niet altijd letterlijk moet nemen. Je merkt dat ze haar echtgenoot nog altijd doodgraag ziet. Het woord ’zot’ betekent hier niets minder dan ’mijn allerliefste ventje’. Terwijl er koppels zijn die uit pure gewoonte het woord schat gebruiken en zelfs tijdens hun ruzies. ’Gij zijt ne vuile egoist, schat’. Soms denk ik dat het met geloofstaal ook een beetje zo is. Er zijn mensen die een berg beklimmen en eens ze boven zijn vloeken ze van verwondering, omdat alles zo groots is, omdat de Schoonheid hen raakt. Anderen prevelen een voorgeschreven dankgebed over de schepping. Ik ben er nog altijd niet uit welke van de twee het meest (on)gelovig is.
In de namiddag leg ik de laatste hand aan mijn tekenopdracht. Tegen 16 uur ben ik klaar. Net op tijd om nog een vergadering mee te pikken op school. Heb ik weer geluk!
Dinsdag
Als ik ’s morgens naar school vertrek, is het berekoud. De winter heeft na lang treuzelen toch nog een offensief ingezet. Gelukkig is het in de meeste lokalen lekker warm. Vandaag vertel ik in al mijn lessen iets over de pas overleden Phil Bosmans. Ik lees een tekst van hem over geduld. Een eigenschap die de maatschappij (en ikzelf jammer genoeg ook) soms te weinig heeft. Veel leerlingen weten niet dat Bond Zonder Naam meer is dan spreuken en dat de organisatie veel goede doelen steunt, net zoals de Trappisten van Westmalle dat ook doen trouwens. Conclusie: je moet niet te snel oordelen. Een trappistdrinker is niet noodzakelijk een zuiplap; het kan ook een wereldverbeteraar zijn! In de namiddag twee uur filosofie. Het is een kleine groep leerlingen, in tegenstelling tot de klassen waar ik godsdienstles geef, maar ze werken geweldig goed mee. Hier geen Phil Bosmans, maar de socratische methode. Na de les nog wat napraten met de collega’s. Af en toe valt het woord doorlichting. Binnenkort komen mensen van buitenaf controleren of we goed bezig zijn. Altijd spannend. Als ik kijk naar het zweet van de collega’s en hun groot hart voor leerlingen, dan weet ik dat we niets te vrezen hebben, dat we enkel te leren hebben uit de eventuele kritiek. Onze school mag gezien worden!
Zoals bijna elke dag na het avondeten maken Carine en ik een wandeling van een halfuurtje. We zijn daar ongeveer een jaar geleden mee begonnen. Op onze leeftijd moet je er iets aan doen als je samen waardig ouder wil worden. Bewegen is daar goed voor. Onderweg praten we over wat ons bezighoudt: de kinderen, het werk, de dingen van de dag… Na enkele maanden hebben we vastgesteld dat het ook bijzonder goed is voor je relationele conditie. Andere voordelen van met je partner te gaan wandelen: je hoeft geen hondenvoer te kopen en je moet geen stront in een zakje doen…
Woensdag
Vandaag vier uur les. Soms vinden leerlingen het ”best oké”, dan weer ”boring”. Dat is het lot van de leerkracht. Leerlingen zitten meestal niet op ons te wachten. Mijn vrouw is verpleegkundige bij het Wit-gele Kruis. Als zij ziek is, vinden de patiënten dat jammer. Wanneer een leerkracht ziek is daarentegen…Eén van de lessen springt er toch een beetje uit. Mijn leerlingen van de zesde klas sociale en technische wetenschappen presenteren de creatieve voorstelling van hun levensvisie. Sommigen hebben er echt hun ziel in gelegd. Eéntje heeft drie doosjes in elkaar geknutseld. Uit de eerste doos komen prikkertjes: de dingen die pijn doen, gesymboliseerd met binnenin papieren stukjes ’scherf’. Haar tweede doos staat voor de toekomst: alles wat ze hoopt, wil bereiken, belangrijk vindt voor de volgende jaren. De derde doos is voor de zaken waar ze kracht uit put. Tot mijn verbazing zit haar dode tweelingbroer ook in die doos. Ik hoop dat ik zelf ook ooit de tegenvallers in het leven zo kan ‘plaatsen’, dat ze me toch sterker maken. In de namiddag komt Fien thuis uit Gent. Haar laatste examen zit er op. Wat het resultaat ook wordt, we zijn trots op haar. Als je ziet welke opdrachten ze soms moet maken voor haar architectuurstudie. Dat vraagt veel geduld en doorzettingsvermogen. Hans gaat op bezoek bij een klasgenoot die in het ziekenhuis ligt. Iedereen die al eens een tijdje ziek is geweest, weet hoeveel deugd een bezoekje of een kleine attentie kunnen doen. Carine haalt Rik en zijn nieuwe tweedehands keyboard af aan de muziekacademie. Hij trakteert ons op een gratis huisconcert. Ik ben fier op onze kinderen, al besef ik ook dat ik morgenvroeg wellicht weer sta te zeuren omdat er iemand niet uit zijn bed geraakt of zijn spullen laat rondslingeren.
Donderdag
Normaal is donderdag een tekendag, maar er is nog geen nieuws van de uitgeverij en volgende week pas komt er een nieuwe opdracht uit Nederland. Het werk van zondag dan maar compenseren met een dagje vrij? Ik zou eindelijk nog eens naar oud-collega Anne-Marie kunnen gaan. Ze woont in Kalmthout, niet ver van het arboretum. De toverhazelaars staan vast al een tijdje in bloei. Ik sta op samen met de jongens. De thermometer geeft min acht graden. Geen weer om op een treinperron te staan, noch om te gaan wandelen. Bij deze temperaturen staat zo’n toverhazelaar vast niet te wachten op bewonderaars, maar zou hij liefst van al de grond inkruipen.
Hans blijkt ziek. Ik stuur hem terug zijn bed in en breng hem een kop thee en een stapeltje Urbanusstrips. Een halfuur later zit ik toch te werken aan een nieuw stripreeksje. Een soort gag in twee of drie plaatjes met een knorrig oud ventje dat overal commentaar op heeft. Mijn alter ego? Dit soort dingen kan ik uitwerken als ik tijd heb. Zo ben ik minder gebonden aan deadlines en kan ik lesgeven en cartoons maken blijven combineren.
Als Carine thuiskomt eten we samen. Terwijl we de tafel afruimen, zet ze voor de zoveelste keer de nieuwe cd van Raymond van het Groenewoud op. ”Kijk daar gaat het meisje van je droom” zingt hij. Ik ga achter haar staan, neem haar even bij de schouders en zing mee. ”Waar gaat dat meisje?” vraagt ze dan aan mij. Ik antwoord niet, maar pak haar eens goed vast. Ze zegt dat ik mijn handen niet op haar buik mag houden als ze net gegeten heeft. Gehoorzaam als ik ben, leg ik ze ergens anders op haar lichaam. Dit is één van de momenten waarop ze mij zotteke gaat noemen.
René De Decker
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Interview uit de oude doos (2006)
Vragen gesteld door leerlingen van het derde leerjaar van De Wegwijzer (Beveren)
Wat is jouw echte naam?
René De Decker
Hoe ben je op het idee gekomen om te gaan tekenen ?
Eigenlijk teken en schilder ik al heel lang, gewoon omdat ik dat graag doe. Sinds een jaar of negen ben ik met cartoons bezig. Eén van mijn vrienden is cartoonist bij het dagblad De Standaard. Het is ook een beetje via hem, dat ik echt met cartoons ben begonnen.
Was het niet moeilijk toen je net begon?
Alle begin is moeilijk. Probeer het zelf maar eens. Wat je ook doet, alles vraagt inspanning.
Welke soort van tekeningen maak je?
Een cartoonist maakt cartoons. Voor mij betekent dit: met zo weinig mogelijk lijntjes zoveel mogelijk proberen te zeggen.
Teken je alleen voor onze school?
Ik heb inderdaad al enkele dingen voor de school gemaakt. Maar op dit moment teken ik vooral als losse medewerker bij enkele uitgeverijen en tijdschriften.
Ik moet er ook niet van leven, want ik ben deeltijds leerkracht.
Doe je dit graag?
Ja. Maar ik geef even graag les. Vooral de combinatie is tof.
Moet je nog veel oefenen?
Ja. Elke tekening is een oefening. Alles kan beter.
Waar teken je het liefst?
In alle rust, achter mijn tekentafel, met een glas rode wijn naast mij.
Wanneer teken je het liefst?
Als mijn kinderen niet thuis zijn en mijn vrouw me niet lastig valt.
Waarop teken je?
Een gewoon vel wit papier, maar als ik niks beter kan bemachtigen is een bierkaartje ook goed.
Waarmee teken je?
Alles begint met een simpel potlood, waarvan de punt geslepen is.
Teken je veel fouten?
Ja!!!!!!
Teken je met veel fantasie?
Als je maar lang genoeg oefent, is je fantasie even scherp als de punt van je potlood.
Teken je enkel gekke dingen of ook heel serieuze?
Ik ben een verschrikkelijk serieus mens. Als je toch mocht lachen met mijn tekeningen, weet dan dat ze altijd ernstig bedoeld zijn.
Hoeveel tekeningen heb je al gemaakt?
Een wasmand vol en vijf dikke mappen.
Is dit een vermoeiend beroep?
Alleen als ze je heel veel vragen stellen.
Kleur je tekeningen altijd in?
Meestal wel, maar sommige zijn ook in het zwart (en wit).
(spoedbericht aan mijn belastingcontroleur: DIT IS EEN GRAPJE !!!)
Maak je soms ook boeken?
Als schoolboeken ook meetellen, wel ja. Het eerste boek waar ik tekeningen voor maakte ging over politiek, samen met de onvolprezen jeugdschrijver Frank Pollet (bij uitgeverij De Boeck). Ondertussen werk ik ook voor de uitgeverijen Schoolsupport (een Nederlandse uitgeverij) en Pelckmans.
Ben je beroemd?
Bij ons thuis weten de meeste mensen ’s morgens nog wel wie ik ben, maar veel verder gaat dat niet. Gelukkig. De meeste beroemde mensen zijn volgens mij niet zo gelukkig.
Heb je ook al in de krant gestaan?
Wat dagbladen betreft, heb ik enkel nog maar voor Het Nieuwsblad getekend en dat was in mijn beginperiode.
Ga je nog lang door met tekenen?
Tot ik beroemd ben…
///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Drie Manieren Om De Liefde Te Bedrijven...
Je kan het gebukt doen over een tafel,
met veel zweten,
steunend op je ellebogen,
zoekend naar de liefste woorden,
...voor een gedicht.
Je kan het 's morgens vroeg,
zonder één woord, in het halfdonker,
puur op de tast,
op en neer gaan en weer naar boven,
zonder vooraf iets te beloven,
heel stilletjes komen,
...met koffie en ontbijt aan bed,
en ondertussen de vuilniszak buiten gezet.
Je kan het op klaarlichte dag,
haar onverhoeds bespringen,
jezelf niet meer bedwingen,
want elk moment en elke plaats,
is goed om het te doen:
...een onverwachte zoen.
René De Decker / Carré